STEF TUINSTRA studeerde orgel, piano, clavecimbel en trombone aan het Prins Claus Conservatorium te Groningen. Hij behaalde Summa Cum Laude het Master-diploma voor orgel (1976), het 1e graads diploma kerkmuziek en koordirectie (1978), de Prix d'Excellence voor orgel (1979) en de koraalprijs ter gelegenheid van het Nationaal Improvisatie Concours te Bolsward (1981). In 1986 werd hij onderscheiden bij het Internationaal Clavecimbel Concours te Brugge.
Van 1974-1992 was hij organist van de Jacobuskerk te Zeerijp en sindsdien in deeltijd van de Nieuwe Kerk te Groningen. Tevens is hij, eveneens in deeltijd, kerkelijk organist van de Martinikerk te Groningen als opvolger van zijn oud-leraar Wim van Beek.
Hij is leider van en docent namens de Noord-Nederlandse Orgel-Academie (NNOA), is o.a. actief met eigen CD-producties van het label NNOA en met allerlei orgelpromotie-aktiviteiten. Vele jaren was hij tevens koor- en orkestdirigent.
Stef Tuinstra concerteert en is masterclassdocent in verschillende Europese landen, Japan en de USA. Hij staat bekend als inventief improvisator in verschillende stijlen. Zijn orgel-CD’s worden gezien als baanbrekend, van hoog artistiek niveau en blijvend actueel. Twee produkties ontvingen een gedeelde Edisonprijs. Een 3-cd album (label Document) met de integrale orgelwerken van Georg Böhm wordt wereldwijd beoordeeld als een nieuwe interpretatiestandaard voor barokke Noordduitse orgelliteratuur en kreeg o.a. in ‘Luister’ een 10.
Als gecertificeerd orgelbouwadviseur werkt Stef Tuinstra nauw samen met diverse protestantse kerken en stichtingen in Nederland en met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Inmiddels heeft hij al 150 projecten op zijn naam staan en daarbij ook internationaal een gezaghebbende reputatie opgebouwd. Ook is hij auteur van diverse (internationale) publicaties over orgelbouw en -spel. Zie op www.nnoa.nl.
Het programma is samengesteld als een historisch-stilistische bloemlezing n.a.v. de bouwtijd van het Holtgräve-orgel. De daarin aanwezige ‘oudere’ en ‘jongere’ geluiden krijgen hierdoor een ietwat andere betekenis en een ander stilistisch reliëf dan wanneer er de bekende literatuur wordt gespeeld, zoals heden ten dage gebruikelijk.
Zo werd er in de dagen rond de bouw van het orgel nog niet of nauwelijks orgelmuziek van Johann Sebastian Bach gespeeld, zo ook niet in dit programma. In plaats daarvan werden bij voorkeur ouvertures van opera’s, allerlei andere vanuit orkestmuziek gearrangeerde concertstukken en natuurlijk variaties over psalmen en gezangen vertolkt.
Omdat het orgel na de geweldige recente restauratie weer ongeveer klinkt zoals dat in 1839 was bedoeld komen met name orgelwerken van de beroemde zoon van Bach Carl Philipp Emanuel, van Mozart en Mendelssohn fraai tot hun recht.
Mozart hield zielsveel van het orgel. Van hem is de uitspraak dat het orgel de koningin der muziekinstrumenten is maar hij had nauwelijks tijd om zich aan orgelcomposities te wijden. Van hem zijn wel schetsen bewaard of ook wel grotendeels voltooide werken die dan toch nog een bijgecomponeerd slot moeten krijgen. Zo’n werk is het prachtige Allegro und Fuge KV 312. De fuga is hier een dubbelfuga.
Een van de fraaiste van de zes sonates voor orgel van Mendelssohn is de vierde met de snelle en virtuoze hoekdelen met de volle orgelklank en de lyrische twee middendelen.
De vrolijke en vurige operastijl is vertegenwoordigd door een ouverture van Donizetti. De zich snel daarna ontwikkelende klassieke en ook ietwat ernstige stijl, onder invloed van de orgelschool van Mendelssohn aan het Leipziger Conservatorium, is te horen in de fraaie bezonken koraalbewerkingen voor de lijdenstijd van Johannes Brahms. Hij was een groot Bach-liefhebber maar ook een grote 19de eeuwse ‘vertaler’van die barokke stijl.
De improvisatie over een bekend lied is volgens bijpassende 19de eeuwse stijl, als ware het een orgelsonate. Vanwege de improvisatievorm kunnen diverse fraaie registercombinaties gekozen worden om het orgel om haar mooist te laten horen.
Programma
1. Carl Philipp Emanuel Bach Fantasie und Fuge in c kl.t. Wq 119,7
(1713-1788)
2. Wolfgang Amadeus Mozart Allegro und Fuge in g KV 312(189i)/ 401(375e) (1756-1791)
3. Felix Mendelssohn Bartholdy Sonate op. 65 nr. 4 in Bes gr.t.
(1809-1847) Delen: 1. Allegro con brio
2. Andante religioso
3. Allegretto
4. Allegro maestoso e vivace
4. Gaetano Donizetti (1797-1848) Grande offertorio per organo o piano forte in D
5. a. Johannes Brahms Choralvorspiel und Fuge über
(1833-1897) O Traurigkeit, o Herzeleid
b. Johannes Brahms Uit Choralvorspiele op. 122:
Herzlich tut mich verlangen
6. Stef Tuinstra (* 1954) Improvisatie – Koraalpartita